het hoge woord
Een jaar of vijftien geleden probeerden we het woord
cityscraper te introduceren in Nederland. Deze term werd gemunt als verwijzing naar het stadsbeeld van Vancouver. Met relatief weinig skyline-dragende uitschieters en landmarks moet deze het vooral hebben van de natuurlijke setting. Van een afstand gezien staan er aardig wat bleke woontorens tussen, maar wie deze gebouwen van dichtbij beschouwt kan er wel degelijk kwaliteiten in ontdekken. In de
Skyscraper Dictionary wordt de cityscraper als volgt gedefinieerd:
This one isn’t about being the tallest and most famous skyscraper in the world. The cityscraper usually goes unnoticed and is therefore undervalued in skyscraper land. A typical cityscraper presents itself as a large residential block on top of a commercial podium in a lively part of the city. … The cityscraper is a skyscraper typology that focuses on street life, shared amenities, and the city-conscious crowd, rather than the eye or the sky. As such, it represents the idea that a skyscraper is both an expression and a catalyst for urban density. The cityscraper is an urban-enhancing skyscraper.
Vancouver, bron: LukeL via Pixabay
Ik kom hierop omdat de statistieken
laten zien dat het aantal woontorens in Nederland sinds 2005 sterk is toegenomen, terwijl het totale aantal kantoortorens zelfs is gedaald, vooral vanwege de transformatie naar woningen. Sinds 2015 is met name Amsterdam bezig met een groeispurt van woontorens van minimaal vijftig meter. Een mooi moment om te kijken waar we het precies over hebben.
Het eerste wat opvalt is dat de nieuwe aanwas aan woontorens niet vaak boven de
honderd meter uit komt. Overzichten van de jaarlijkse aanwas laten een
weinig spectaculair totaalbeeld zien. Eén conclusie zou dan kunnen zijn dat de cityscraper inmiddels ook in Nederland is doorgebroken. In het Nederlands zouden we zulke gebouwen een
stadstoren kunnen noemen. Wie de nadruk wil leggen op de matige uitdrukkingskracht van dergelijke gebouwen mag deze ook een
stapelhuis noemen. Daarmee spelen we leentjebuur bij de Belgen, die dit mooie woord al in gebruik hebben als naam voor een Brussels entrepôtgebouw.
Steeds vaker zien we dat stadstorens worden geïntegreerd met een gesloten bouwblok. De eerste die hier een naam aan gaf was de Deense architect Bjarke Ingels. In 2010 presenteerde hij een woontoren-ontwerp gelegen aan West 57th street in New York, dat de dichtheid van de Amerikaanse wolkenkrabber combineert met de gemeenschappelijke ruimte van de Europese binnenplaats. Dat deed hij op z’n Bjarke Ingels, namelijk door één hoek van een rechthoekig bouwblok als een elastiek omhoog te trekken, waardoor het beeld van een driehoek ontstaat. Ingels noemde zijn ontwerp een
courtscraper. In 2022 wijdde Architectenweb een
symposium aan deze woontoren-plus-stadsblok-typologie die 'het nieuwe hybride stadsblok' werd genoemd. Dat is zo’n beschrijvende term die niet echt blijft plakken. Een beter klinkende naam hiervoor krijg je door ‘toren-en-blok’ samen te trekken tot
torenblok.
Imagine Rotterdam: torenappartementen, stadswoningen en binnentuinwoningen rondom een gezamenlijke binnentuin.
Waar het torenblok veelal bouwplannen betreft in de grootstedelijke omgeving, is een andere trend de herontwikkeling van wat we in de jaren negentig C-locaties noemden, oftewel ‘bedrijfs- en kantorenterreinen met een optimale bereikbaarheid per auto en geen eisen met betrekking tot het openbaar vervoer.’ Omdat de meeste kantoorpanden in dergelijke wijken tegen het einde van hun economische levensduur zitten, de vraag naar woningen die naar kantoren ver overtreft, en dergelijke terreinen op veilige afstand van een oude binnenstad liggen, kan ook hier flink worden uitgepakt met woontorens. De Haagsche Laakhavens en de
Binckhorst zijn mooie voorbeeld van zo’n gebiedsontwikkeling, maar Amsterdam spant de kroon met de vele woontorenplannen in oude kantoor- en industriewijken als
Hondsrugpark, Amstel III, Arena,
NSDM-Werf, Teleport en Bijlmer. Voor een dergelijke geïntegreerde gebiedsontwikkeling gebruiken we de term
torenbuurt. De nadruk ligt bij deze op de inrichting van de buitenruimte en de gedeelde buurtvoorzieningen. Qua eigentijdse verbeelding van grootschalige woningbouw in de stad kunnen ze worden geplaatst in het rijtje van de flatwijken uit de jaren zestig en zeventig, en de vinexwijken uit de jaren negentig en 2000.
Hondsrugpark, Amsterdam
Wie wil benadrukken dat de architectuur van dergelijke torens niet altijd even spectaculair is, kan de meer prettig allitererende term
blokkenbuurt gebruiken.