Betweterij anno 1897

uit: De Opmerker, jaargang 1897, no. 42

Na de vele alarmeerende berichten, welke reeds omtrent dit huis de ronde deden, is het haast overbodig te melden dat het te Rotterdam in aanbouw is, veel bekijks heeft en veel betweterij uitlokt. Er gaat bijna geen boer naar de markt — en dat zegt wat op Maandag en Dinsdag — die zich niet van den stand van zaken overtuigt; eerst door de omstaande sterk geschoorde huizen met een bedenkelijk gezicht te bekijken en als met den vinger de scheuren te tellen die hij erin opduikelt; dan door een kijkje te nemen achter de schutting, het hoofd te schudden en aan de omstanders te vragen of er nu nog meer palen in moeten voor dat onwijze huis; eindelijk door de afzetting in de straat en bij den kaaimuur op te nemen en … zijn schouders op te halen.

Er komen echter ook de noodige Rotterdammers. Die gaan natuurlijk niet schouderophalend weg; zij oordeelen met gezag en veroordeelen den man van het initiatief, den directeur der onderneming of maatschappij “Het Witte Huis”, die zoo iets Amerikaansch , zoo'n groot gevaarte ons opdringt te midden van hunne bescheiden koopmanshuizen. Bemerkingen als: het zal de 'lede omgeving bederven; het schilderachtige gaat van dat hoekje af; dat moeten nu kantoren worden; net of er hier niet reeds genoeg te huur hangen! enz., zijn schering en inslag.