selecteer uit de lijst met suggesties voor een directe doorverwijzing

De Eerste Haagse Wolkenkrabber


De eveneens blijkbaar onafwendbare groei van administratieve bemoeienis die in onze gehele maatschappelijke huishouding tot in de binnenkamer van elk individu voelbaar is, gaat voort niet alleen met de groei van onze bevolking doch bovenal met de steeds indringender verdeling van lasten en plichten en de steeds grotere neiging (wellicht noodzakeliikheid) tot het gezamenlijk dragen van risico's, die een mensenleven, zo op zichzelf als in het verband van de samenleving, treffen.

Met dit citaat begint het tentoonstellingsboekje over de vijf ontwerpen voor een nieuw hoofdkantoor van De Nederlanden van 1845, een van de voorlopers van verzekeraar Nationale Nederlanden. In 1960 was het bedrijf gegroeid tot de grootste schadeverzekeraar en de op één na grootste levensverzekeraar in Nederland. Het werd tijd voor een nieuw onderkomen. Het gegeven dat vijf grote namen in de architectuur waren gevraagd om met een ontwerp te komen voor wat ‘de eerste Haagse wolkenkrabber’ werd genoemd was blijkbaar bijzonder genoeg voor het Haags Gemeentemuseum om in het voorjaar van 1960 een kleine tentoonstelling over de ontwerpen te organiseren.

Het nieuwe hoofdkantoor zou komen op een locatie die begrensd wordt door de Utrechtsebaan, Schenkkade en de Prinses Beatrixlaan, wat gezien het doorgaande karakter van deze wegen als een prestigieuze zichtlocatie werd beschouwd. In de opdracht zijn een aantal voorwaarden te lezen die een aardige indruk geven van hoe een verzekeringsbedrijf tegen het voorkomen van z’n eigen hoofdzetel aankijkt; degelijkheid en rationaliteit stonden voorop:

De Nederlanden wenst een waardig gebouw, waarbij echter pracht en praal moet worden vermeden. Met het oog op het silhouet mag de daklijn niet onrustig worden; het gebouw wordt immers circa twintig lagen hoog en zal dus in het stadsbeeld sterk de aandacht trekken. … Ook voor het inwendige is de directie van een zuiver zakelijke opzet uitgegaan. … Slechts voor één ruimte wordt een representatieve vormgeving verlangd, namelijk voor de ontvangsthal, die naar de hoofdtrap leidt. Naast deze entree moet nog een tweede ingang met een verticale verkeersader worden ontworpen, mede in verband met het verhuren van een deel van het gebouw aan derden, want het kan nog vele jaren duren voordat men alle ruimten nodig heeft voor het eigen personeel…. De hoogste verdieping wordt voor lunch- en recreatieruimten besteed, terwijl op het dakterras een eetzaaltje voor de directie wordt gewenst. Ten slotte verlangt de opdrachtgeefster nog een aantal logeerkamers en een viertal dienstwoningen en een ruim parkeerterrein met stallingen.

Bezien met het oog van nu lijkt de buit te bestaan uit vijf inzendingen die er allemaal een beetje hetzelfde uitzien. Toch zijn er vijf uiteenlopende ideeën te herkennen in de vijf ontwerpen. Van den Broek en Bakema’s ontwerp bestond uit een grote schijf als basis waarvan het zwaar ogende karakter ervan werd verzacht door het idee van een aantal kleinere bouwwerken en ruimtes op de begane grond en op het dak.

Van den Broek en Bakema

Huig Maaskant koos er voor om de bouwmassa op een podium te zetten; in zijn ontwerp bestaat de plint uit één horizontaal geaccentueerd stuk ‘dat van menselijke schaal is en aansluit bij de omringende bebouwing.’

Huig Maaskant

Oyevaar, Stolle en Van Gool gooiden het over een heel andere boeg en kwamen op de proppen met een complex bestaande uit twee torens die gefaseerd kunnen worden gerealiseerd. ‘Enerzijds zou een zo massaal gebouw als zetel van een maatschappij het publiek minder gunstig kunnen stemmen en de arbeidsvreugde van het personeel kunnen drukken, anderzijds mist een dergelijk volumineus geheel nagenoeg iedere relatie met de omgeving, zodat het in stedebouwkundig opzicht geïsoleerd in de ruimte komt te staan.’

Oyevaar, Stolle en Van Gool

Het ontwerp van Romke de Vries legde juist de nadruk op de hoofdvorm; ‘Na bestudering van het bouwprogramma bleek een langwerpige rechthoekige plattegrond van de kantoor verdiepingen de meeste voordelen te bieden met betrekking tot het verkeer, de indeling en de bezonning. Op deze wijze kan ook de oppervlakte van de gevels worden beperkt en de hoofdvorm eenvoudig blijven, hetgeen weer van belang is voor het schoonmaken met behulp van een kooi. Bovendien ontstaat aldus een klare bouwmassa, die ook door de deelnemers aan het snelverkeer gemakkelijk kan worden overzien.’

Romke de Vries

Cornelis Wegener Sleeswijk tenslotte had ervoor gekozen om de massa van het gebouw te breken met wat in de architectuur ‘een groot gebaar’ wordt genoemd. Zijn ontwerp oogt alsof een rechtijnige en een gekromde torenflat in elkaar zijn geschoven.

Cornelis Wegener Sleeswijk

Na ampele overweging heeft de Commissie geadviseerd het ontwerp van de architecten Oyevaar, Stolle en Van Gool als grondslag voor de bouw van het hoofdkantoor te aanvaarden. Mocht echter de splitsing in twee kantoorblokken op praktische bezwaren stuiten, dan zou naar het oordeel van de Commissie het ontwerp van het architectenbureau Maaskant in aanmerking dienen te komen.

Negen jaar na de architectenselectie werd op de voorgestelde locatie een betongrijze en 75 meter hoge kantoortoren opgeleverd die de naam De Zilveren Toren zou krijgen. Pas in 1986 zou de evenzo hoge tweede toren er komen in de vorm van een groene verschijning die dienst zou doen als het hoofdkantoor van PostNL. Of deze Zilveren toren ook de eerste Haagsche wolkenkrabber kan worden genoemd mag u zelf bepalen.