selecteer uit de lijst met suggesties voor een directe doorverwijzing

Stichting Hoogbouw kan weer aan de bak


De recente speldenprikken vielen op. In augustus zette Rotterdams Dagblad columnist Leon van Heel de skyline van Rotterdam tegenover alle problemen die de grote stad teisteren, zonder uit te leggen wat het een met het ander te maken heeft. Een maand eerder zette een zichzelf journalist noemende columnist van diezelfde krant woontoren-bewoners ongegeneerd weg als preuts en stadsverziekend volk dat samen met ‘beleidsmakerbobo’s’ verantwoordelijk is voor de ‘schandelijke’ oproep om in verband met de aanwezige kinderogen de iets te suggestieve dansbewegingen tijdens het Zomercarnaval tot een minimum te beperken.

Dat dit signalen zijn van een veranderend tijdsbeeld kwam tot volle uiting tijdens een onlangs georganiseerd hoogbouwdebat in de Rotterdamse Arminiuskerk. Vooropgesteld: ik was daar niet bij, vooral ook omdat ik voor de lol in dit onderwerp zit, en op basis van de aankondiging wel kon raden welke kant die discussie op zou gaan. Als ik een verslag ervan op dit harddenkende blog mag geloven zat ik er niet ver naast: ‘ze maakt zich zorgen over de inclusiviteit en eerlijkheid van de “hoge torens”’, ‘de ideale woontoren is een inclusieve toren, niet alleen voor de rijken, maar voor alle bewoners in Rotterdam’ en ‘toch staat die hoogbouw de laatste tijd ter discussie, onder meer door … een groeiende kloof tussen arm en rijk’ zijn niet echt de standpunten die passen in het beeld over eigentijdse hoogbouw wat we de afgelopen veertig jaar voor onszelf hebben gevormd.

Een voor hoogbouw pleitende deelnemer aan het debat debiteerde het op zich logisch klinkende argument dat ‘hoogbouw zeker kan helpen bij verdichting,’ maar de echte kenner weet dat de kracht van hoogbouw juist schuilt in het brengen van verluchting. Dat een markante skyline geen oplossing is voor welk stedelijk probleem dan ook is al behoorlijk lang bekend. De Griekse dichter Homerus beschouwde torens als het sieraad van de stad, net zoals de opdrachtgevers van torenbouwer Hendrick de Keyser in het Amsterdam van de Gouden Eeuw dat deden, en het skyline-koesterende Rotterdam in de afgelopen decennia. Wat we de afgelopen veertig jaar vooral hebben geleerd is dat hoogbouw aantrekkelijk en leuk kan zijn, maar ook dat goedkoop geen kwaliteit is, en dat zulke sieraden dan ook bedoeld zijn voor degenen die letterlijk en figuurlijk boven zichzelf uit willen stijgen. De winst voor de stad is dat het er een krachtig stadsbeeld voor terug krijgt.

Dit waren althans de uitgangspunten waarmee Stichting Hoogbouw bijna veertig jaar geleden is opgericht. ‘De stichting heeft ten doel het bevorderen van hoogbouw in de ruimste zin van het woord en voorts alles wat daarmede verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn,’ aldus artikel 2 van de akte van oprichting van Stichting Hoogbouw uit februari 1984. ‘Het was een tijd van getrut,’ aldus mede-oprichter Carel Weeber tijdens een vraaggesprek dat ik in 2004 met hem had waarin werd teruggeblikt op het twintigjarig bestaan. ‘De oprichting van Stichting Hoogbouw was een baldadige tegenreactie op de krampachtige reactie op het type hoogbouw zoals dat zich in de jaren zestig met name via de sociale woningbouw manifesteerde. De horizontaal georiënteerde galerijflats werden gepresenteerd als een doordacht en efficiënt middel om de woningnood te bestrijden, maar ze vereisen wel een vorm van gedisciplineerd wonen. Zo’n discipline kan prettig kan zijn, maar even makkelijk als dwingend worden ervaren. Ondanks dat zulke flats het beloofde licht, lucht en ruimte bieden, voorzien ze niet in behoeften als expressie en stedelijke voorzieningen.’ Ondanks dat de torens steeds massaler en hoger werden, ontwikkelde het idee van hoogbouw niet mee met de maatschappelijke veranderingen. Sinds midden jaren zestig begon de samenleving er genoeg van te krijgen. Hoogbouw werd in één adem genoemd met cityvorming, grote verkeersdoorbraken, flatneurose, grootschaligheid en onmenselijkheid. ‘Bouwen voor de buurt’ was het credo; hoogbouw werd taboe. ‘De reactie hierop uit de hoek van de architectuur en de stedenbouw was een sterke hang naar knus- en gezelligheid.’

Tijdens haar bestaan heeft Stichting Hoogbouw zich meerdere malen hardop afgevraagd ― onder anderen in de persoon van Weeber ― of het zichzelf niet beter op kan heffen. Met de opkomst van de postmoderne samenleving waren de oorspronkelijke doelstellingen bij de oprichting eigenlijk vanzelf al bereikt. Het kwam er nooit van.

Voor Stichting Hoogbouw zijn de huidige tendensen dan ook verheugend; ze kan weer aan de bak!

~ Jan Klerks, 23 september 2023